Beleidsregels Huishoudelijke Ondersteuning 2022

maandag 8 augustus 2022
Type bekendmaking: beleidsregel



Beleidsregels Huishoudelijke Ondersteuning 2022

1. Definities

 

 

Huishoudelijke ondersteuning

Gemeenten zijn op grond van de Wmo 2015 verantwoordelijk voor de ondersteuning van inwoners die 'niet in staat zijn zelfstandig een gestructureerd huishouden te voeren' (artikel 1.1.1 Wmo 2015 en artikel 2.1.1 Wmo 2015). In de Wmo 2015 is geen concrete definitie gegeven van een gestructureerd huishouden. In deze richtlijn verstaan we er een schoon en leefbare woning onder.

 

Schone en leefbare woning

Schoon staat voor: een basishygiëne borgen, waarbij vervuiling van het huis en gezondheidsrisico’s van bewoners worden voorkomen.

Leefbaar staat voor: opgeruimd en functioneel, bijvoorbeeld om vallen te voorkomen.

 

Woning

De ruimtes die door de inwoner(s) in dagelijks in gebruik zijn. Hieronder vallen de volgende basis-ruimtes:

  • Sanitaire ruimte(s);

  • Keuken; Woonkamer;

  • De door de bewoner(s) dagelijks gebruikte slaapkamer(s);

  • De hal/trap die naar bovengenoemde ruimtes leidt.

Extra ruimtes die niet dagelijks in gebruik zijn:

  • Logeerkamer;

  • Waskamer.

 

Gebruikelijke hulp

De hulp die over het algemeen verwacht wordt van de partner, ouders, inwonende kinderen of andere huisgenoten.

 

Basisactiviteiten

Taken die onder deze vorm van huishoudelijke ondersteuning vallen zijn (voor zover nodig) afnemen nat en droog, stofzuigen en dweilen, gordijnen en binnenzijde ramen wassen, bed verschonen, keuken en sanitair schoonmaken, opruimen.

 

Indirecte tijd

Dit is de tijd die de hulp(en) per bezoek besteden aan aankomst en vertrek, administratie bij de inwoner, sociale interactie met de inwoner en het pakken en opruimen van schoonmaakspullen. Deze tijd maakt standaard onderdeel uit van de integrale normtijd bij het onderdeel schoon en leefbaar houden van het huis. Bij indirecte tijd gaat het om de tijd dat de hulp in de woning van de inwoner aanwezig is, het gaat bijvoorbeeld niet om reistijd.

 

Leefeenheid

Alle bewoners die een gemeenschappelijke woning bewonen met als doel een duurzaam huishouden te voeren.

 

2. Afwegingskader

 

 

Meldt een inwoner zich met een hulpvraag, dan voert het college een onderzoek uit. De procedure rondom melding is vastgesteld in de Verordening Jeugd en maatschappelijke ondersteuning 2019 Tijdens het onderzoek wordt samen met de inwoner zijn/haar vraag en situatie verkend conform artikel 2.3.2 Wmo 2015. Hierbij wordt in gesprek met de inwoner het volgende onderzocht:

 

  • 1.

    Persoonlijke situatie

    Dit omvat alle omstandigheden, (on)mogelijkheden en persoonskenmerken van de inwoner die van belang zijn. Bij het onderzoeken van de persoonlijke omstandigheden wordt gekeken naar:

  • De hulpvraag en behoefte van de inwoner;

  • De mogelijkheden van de inwoner om op eigen kracht of met gebruikelijke hulp de hulpvraag (gedeeltelijk) weg te nemen;

  • De fysieke mogelijkheden van de inwoner om een bijdrage te leveren aan het eigen huishouden;

  • De mentale omstandigheden van de inwoner om de dagelijkse organisatie van het huishouden te voeren of dit aan te leren.

 

  • 2.

    Mantelzorger(s) en netwerk

    De hoeveelheid ondersteuning die wordt geboden vanuit mantelzorgers, het netwerk van de inwoner en eventuele vrijwilligers.

  • 3.

    Andere voorzieningen

    Er kan geen beroep op de gemeente gedaan worden als blijkt dat dezelfde ondersteuning geleverd kan worden vanuit een andere wet. De hulpvraag kan ook niet (gedeeltelijk) weggenomen worden door een andere beschikbare passende voorziening.

  • 4.

    Maatwerkvoorziening

    Is de hulpvraag met de voorgaande stappen nog niet voldoende weggenomen, dan wordt onderzocht met welke maatwerkvoorziening een oplossing wordt geboden.

     

3. Gebruikelijke hulp

 

 

In de Wmo 2015 wordt uitgegaan van de term ‘gebruikelijke hulp’, waar we onder verstaan: de normale, dagelijkse zorg die huisgenoten, partners, ouders en inwonende kinderen geacht worden elkaar onderling te bieden omdat ze als leefeenheid gemeenschappelijk een woning bewonen en op die grond een gezamenlijke verantwoordelijkheid hebben voor het functioneren van het huishouden. Gebruikelijke hulp is alleen aan de orde als er een leefeenheid is die gemeenschappelijk een woning bewoont. Uitwonende kinderen vallen hier dus buiten. Gebruikelijke hulp heeft een verplichtend karakter.

 

Wijken de onderstaande regels voor gebruikelijke hulp bij Huishoudelijke Ondersteuning af van beleidsregels zoals genoemd in het Besluit jeugdhulp en maatschappelijke ondersteuning gemeente Hilvarenbeek 2019 dan gaan de onderstaande voor.

3.1 Gezondheidsproblemen of (dreigende) overbelasting

Heeft een huisgenoot of partner binnen de leefeenheid zodanige gezondheidsproblemen dat de betreffende taken niet door diegene uitgevoerd kunnen worden, dan vallen zijn taken niet onder gebruikelijke hulp.

 

Er zijn situaties waarbij de leden binnen de leefeenheid bepalen hoe er wordt gekeken naar gebruikelijke hulp:

Werk en huishouden :

Er zijn gezondheidsproblemen en beperkingen aanwezig door de combinatie van een (volledige) werkkring/opleiding en het voeren van het huishouden, waardoor overbelasting dreigt. Er moeten dan wel (medische) gegevens ter onderbouwing daarvan door de betrokkene worden aangeleverd.

 

Werk, huishouden en andere activiteiten :

Wanneer de dreigende overbelasting wordt veroorzaakt door een combinatie van werk en gebruikelijke hulp en andere activiteiten dan werk en huishouden, gaan werk en gebruikelijke hulp voor. Het beoefenen van vrijetijdsbesteding doet niets af aan het verplichtende karakter van gebruikelijke hulp.

 

Werk, huishouden en verzorging van partner/huisgenoot :

In geval de leden van een leefeenheid dreigen overbelast te raken door de combinatie van werk en verzorging van de zieke partner/huisgenoot, kan een indicatie worden gesteld op de onderdelen die normaliter tot de gebruikelijke hulp worden gerekend. In eerste instantie zal die indicatie van korte duur zijn om de leefeenheid de gelegenheid te geven de onderlinge taakverdeling aan de ontstane situatie aan te passen.

 

Werk, huishouden, overlijden van partner/ouder :

Als een partner/ouder ten gevolge van het overlijden van de andere partner/ouder dreigt overbelast te raken door de combinatie van werk en verzorging van de inwonende kinderen, kan een indicatie worden gesteld op de onderdelen die normaliter tot de gebruikelijke hulp worden gerekend. In eerste instantie zal die indicatie van korte duur zijn om de leefeenheid de gelegenheid te geven de onderlinge taakverdeling aan de ontstane situatie aan te passen.

 

Gaat het om een terminale situatie, dan is het belangrijk om in overleg met de huisgenoten te bepalen wat draagbaar is. In deze situaties wordt onderzocht in hoeverre ‘gebruikelijke hulp’ haalbaar is.

 

Er wordt altijd onderzocht of een leefeenheid door de (chronische) uitval van een gezinslid niet alsnog onevenredig belast wordt en overbelasting dreigt. Voor de toepassing van gebruikelijke hulp geldt dat er altijd van afgeweken kan worden met het oog op het bieden van maatwerk.

3.2 Fysieke afwezigheid door werk

Als uitgangspunt geldt dat indien een huisgenoot binnen de leefeenheid vanwege werk fysiek niet aanwezig is, hiermee rekening gehouden wordt wanneer het om aaneengesloten perioden van tenminste zeven etmalen gaat. Er wordt geen rekening gehouden met drukke werkzaamheden, lange werkweken of veel reistijd. De afwezigheid van de huisgenoot moet een verplichtend karakter hebben en inherent zijn aan diens werk; bijvoorbeeld offshore werk, internationaal vrachtverkeer en werk in het buitenland. Wanneer iemand aaneengesloten perioden van tenminste zeven etmalen van huis is, is er in die periode feitelijk sprake van een eenpersoonshuishouden en kan er geen gebruikelijke hulp worden geleverd.

3.3 Bijdrage van kinderen

In geval de leefeenheid van de zorgvrager mede bestaat uit kinderen, dan wordt ervan uitgegaan dat de kinderen, afhankelijk van hun leeftijd en psychosociaal functioneren, een bijdrage kunnen leveren aan de huishoudelijke taken.

Kinderen tot 5 jaar leveren geen bijdrage aan de huishouding.

Kinderen tussen 5 en 12 jaar worden naar hun eigen mogelijkheden betrokken bij lichte huishoudelijke werkzaamheden als opruimen, tafeldekken/afruimen, afwassen/afdrogen, boodschap doen, kleding in de wasmand doen. Bij een 5-jarige kan het er bijvoorbeeld om gaan zelf het kopje op het aanrecht te zetten.

Kinderen vanaf 13 jaar kunnen, naast bovengenoemde taken, hun eigen kamer op orde houden, d.w.z. rommel opruimen, stofzuigen, bed verschonen.

 

Kinderen vanaf 18 jaar :

Van een meerderjarige gezonde huisgenoot wordt verwacht dat deze in staat is de huishoudelijke taken (gedeeltelijk) over te nemen wanneer de primaire verzorger uitvalt. Ook wordt verwacht dat zij eventueel jongere gezinsleden opvangen, verzorgen en begeleiden als zij hiertoe in staat worden geacht.

Redenen als 'niet gewend zijn om' of 'geen huishoudelijke taken willen en/of kunnen verrichten' leiden niet tot het toekennen van huishoudelijke ondersteuning. In die situaties kan een tijdelijke indicatie afgegeven worden voor het aanleren hiervan. De taak wordt dan niet overgenomen maar via instructies gestuurd. Het gaat dan om een kortdurende indicatie, waarin de noodzakelijke huishoudelijke vaardigheden worden aangeleerd.

 

Uitzondering voor Jeugdige en Jongvolwassenen

Jeugdigen en jongvolwassenen tot 23 jaar die een opleiding volgen, worden niet geacht bij te kunnen dragen aan de invulling van de huishoudelijke taken waarvoor anders een maatwerkvoorziening wordt ingezet. Je mag wel van ze verwachten dat ze lichte huishoudelijke taken verrichten, zoals het inruimen van de vaatwasser of het opruimen van hun eigen kamer.

 

3.4 Zorgplicht voor kinderen

Ouders hebben een zorgplicht voor hun kinderen. Bij uitval van één van de ouders dient de andere ouder de zorg voor de kinderen over te nemen. Waarbij van hen wordt verwacht dat zij maximaal zoeken naar eigen oplossingen: zorgverlof, mantelzorg en andere (voorliggende) voorzieningen.

De zorgplicht vervalt niet bij echtscheiding of beëindigen van de relatie. Maar er dient wel rekening gehouden te worden met de eventueel door de rechtbank vastgelegde afspraken.

3.5 Uitzonderingen bij type leefsituaties

Bij een aantal bijzondere typen leefsituaties wordt anders omgegaan met het toepassen van gebruikelijke hulp:

 

  • Zelfstandig samen wonen op één adres en gemeenschappelijke ruimten delen 1 :

    Er is hier geen sprake van een leefeenheid. Het schoonmaken van de eigen woonruimte(n) en slechts een evenredig deel van de gemeenschappelijke ruimten worden meegerekend. Tenzij dit geregeld is binnen de service kosten van de huurovereenkomst.

 

  • Leef- en woongemeenschappen:

    Er is wel sprake van een leefeenheid maar er is over het algemeen sprake van een taakverdeling. De inwoner kan hulp krijgen voor het schoonmaken van de eigen kamer en een evenredig deel van het schoonmaken van de gemeenschappelijke ruimten die vallen binnen het niveau van de sociale woningbouw.

 

 

4. Uitgangspunten voor huishoudelijke ondersteuning

4.1 De leefeenheid is primair zelf verantwoordelijk

De leefeenheid is primair zelf verantwoordelijk voor het eigen huishouden, met inbegrip van het bevorderen en in stand houden van gezondheid, levensstijl en de wijze waarop de huishouding wordt gevoerd. Huishoudelijke ondersteuning is er als aanvulling op de eigen mogelijkheden.

De eigen verantwoordelijkheid van de leefeenheid houdt ook in dat het huis zodanig is ingericht dat dit in redelijkheid schoongehouden kan worden.

 

4.2 Stimuleren/motiveren

Het principe ‘zorgen dat’ in plaats van ‘zorgen voor’ staat centraal. Dit betekent dat daar waar mogelijk gestimuleerd wordt dat de inwoner zelf huishoudelijke taken uit blijft voeren, of weer uit gaat voeren.

Wanneer de arts constateert dat er voor de aanwezige beperking(en) nog behandelmogelijkheden zijn, wordt er in eerste instantie geen huishoudelijke ondersteuning toegekend. Met name als blijkt dat huishoudelijke ondersteuning anti-revaliderend kan werken.

Wel kan huishoudelijke ondersteuning naast een te volgen behandeling of revalidatie worden toegekend. Hierover is (met toestemming van de inwoner) afstemming met de behandelaar nodig. Dit indicatie(advies) heeft dan in eerste instantie een korte geldigheidsduur, afgeleid van de duur van het behandel- en/of revalidatietraject.

 

4.3 Criteria om in aanmerking te komen voor huishoudelijke ondersteuning

Een inwoner kan in aanmerking komen voor huishoudelijke ondersteuning als:

  • Er is sprake van beperkingen die geheel of gedeeltelijk het voeren van een huishouden (tijdelijk) belemmeren en;

  • Uit onderzoek conform artikel 2.3.2 Wmo 2015 en conform het afwegingskader in hoofdstuk 2 is gebleken dat de inwoner aangewezen is op een maatwerkvoorziening in de vorm van ondersteuning bij het huishouden;

  •  

 

4.4 Normen bij toekenning

De volgende normen gelden bij de toekenning van huishoudelijke ondersteuning:

  • Huishoudelijke ondersteuning wordt alleen toegekend voor de noodzakelijke huishoudelijke activiteiten te weten het resultaat ‘schoon en leefbaar huis’ en ‘wasverzorging’

  • Er wordt niet meer toegekend dan nodig is voor de essentiële woonfuncties van de inwoner en de andere huisgenoten (zoals partner/kinderen);

  • Alleen de essentiële ruimtes die door de inwoner(s) in gebruik zijn, worden structureel schoongemaakt/-gehouden

 

5. Normenkader huishoudelijke ondersteuning

5.1 Normenkader als richtlijn

Het doel van het gebruik van het normenkader huishoudelijke ondersteuning is om uniformiteit in de toekenning van huishoudelijke ondersteuning na te streven. Het gaat hierbij om een richtlijn, waarbij deze is gebaseerd op volledige overname van het huishouden. Iedere individuele situatie wordt separaat onderzocht en er wordt met behulp van de richtlijn ondersteuning op maat toegekend. Het college kan afwijken met zowel op- als neerwaartse bijstellingen. Hierbij wordt gemotiveerd aangegeven waarom de inzet wordt verhoogd of verlaagd. De totale inzet zal op basis van minuten plaatsvinden afgerond op 5 minuten.

 

5.2 Schoon en leefbaar huis 5.2.1 Gemiddelde cliëntsituatie

 

Het resultaat ‘Schone en leefbare woning’ gaat uit van een gemiddelde clientsituatie.

Schoon staat hierbij voor: een basishygiëne borgen, waarbij vervuiling van het huis en gezondheidsrisico’s van bewoners worden voorkomen.

Leefbaar staat voor: opgeruimd en functioneel, bijvoorbeeld om vallen te voorkomen.

 

Door uit te gaan van een gemiddelde cliëntsituatie krijgen de normtijden een algemeen karakter. Hiermee wordt voorkomen dat er op alle mogelijk denkbare uitzonderingen apart beleid moet worden ontwikkeld. Onder een gemiddelde situatie wordt verstaan:

  • Een huishouden met 1 of 2 volwassenen zonder thuiswonende kinderen;

  • Wonend in een zelfstandige huisvestingssituatie, gelijkvloers of met een trap;

  • Er zijn geen huisdieren aanwezig die extra inzet van ondersteuning vragen;

  • De inwoner kan de woning dagelijks op orde houden zodat deze gereed is voor de schoonmaak;

  • De inwoner heeft geen mogelijkheden om zelf bij te dragen aan de activiteiten die moeten worden uitgevoerd;

  • Er is geen ondersteuning vanuit mantelzorgers, netwerk en vrijwilligers bij activiteiten die moeten worden uitgevoerd;

  • Er zijn geen beperkingen of belemmeringen aan de orde bij de inwoner die maken dat de woning extra vervuilt of dat de woning extra schoon moet zijn;

  • De woning heeft geen uitzonderlijke inrichting en is niet extra bewerkelijk of extra omvangrijk.

 

5.2.2 Individuele situaties

Een aantal factoren kan er voor zorgen dat een situatie niet-gemiddeld is. Hier is dan een andere inzet en/of frequentie van activiteiten of een andere tijdbesteding nodig. Op basis van maatwerk mag de inzet op basis van het normkader zowel naar boven als naar beneden worden afgeweken. De minuten die genoemd zijn bij minder en meer inzet geven een richtlijn. Op basis van individuele situaties wordt bepaald of en zo ja er een andere tijdsbesteding noodzakelijk is.

 

Kenmerken inwoner:

  • Mogelijkheden inwoner zelf:

  • De fysieke mogelijkheden van de inwoner om bij te dragen aan de uit te voeren huishoudelijke taken. Dit hangt af van het kunnen bewegen, lopen, bukken en omhoog reiken, het vol kunnen houden van activiteiten, het kunnen overzien wat moet gebeuren en daadwerkelijk tot actie kunnen komen alsmede het door de inwoner onvoldoende of niet aanwezig zijn van regie om het eigen huishouden te voeren. Ook speelt hier de trainbaarheid en leerbaarheid van de inwoner mee.

  •  

  • Beperkingen en belemmeringen van de inwoner:

  • Beperkingen en belemmeringen van de inwoner kunnen gevolgen hebben voor de benodigde inzet. Leidend is de hoeveelheid extra ondersteuning die nodig is; niet de problematiek als zodanig. Voorbeelden zijn Huntington, ALS, Parkinson, dementie, visuele beperking, revalidatie, bedlegerig, psychische aandoeningen, verslaving/alcoholisme e.d. Dit kan op twee manieren uitwerken:

    • Het kan nodig zijn extra vaak schoon te maken of te wassen, doordat meer vervuiling optreedt. Bijvoorbeeld als gevolg van rolstoelgebruik, ernstige incontinentie, overmatig zweten, (ernstige) tremoren, besmet wasgoed (bijvoorbeeld bij chemokuur of Norovirus).

    • Het kan nodig zijn de woning extra goed schoon te maken. Ter voorkoming van problemen bij de inwoner voortkomend uit bijvoorbeeld allergie, astma, longemfyseem, COPD.

  •  

  • Ondersteuning vanuit mantelzorgers, netwerk en vrijwilligers:

  • De hoeveelheid ondersteuning die wordt geboden vanuit mantelzorgers, het netwerk van de inwoner en eventuele vrijwilligers, waardoor minder professionele inzet vanuit de gemeente noodzakelijk is omdat een deel activiteiten door niet-professionals wordt gedaan.

 

Kenmerken huishouden

Samenstelling van het huishouden:

  • Dit wordt grotendeels bepaald door de regels voor gebruikelijke hulp op basis van de samenstelling van het huishouden. Bij een kind kan er sprake zijn van bijzonderheden (ziekte of beperking) waardoor er extra inzet van ondersteuning nodig is.

 

Kenmerken woning

  • Inrichting van de woning:

  • Een extreem bewerkelijke inrichting van de woning zorgt niet voor toekenning van extra ondersteuning. Het gaat in dit geval om de uitzonderlijke situaties waarin deze inrichting een aanzienlijke extra ondersteuning vergt. De inwoner wordt geacht zelf bij te dragen aan het efficiënt kunnen uitvoeren van de huishoudelijke ondersteuning. De inrichting van de woning is namelijk een keuze waar de inwoner invloed op kan uitoefenen.

  •  

  • Bewerkelijkheid van de woning:

  • Extra inzet is nodig door bouwkundige en externe factoren van de woning. Bijvoorbeeld de ouderdom van het huis, de staat van onderhoud, de aard van de wand-of vloerafwerking, de aard van de deuren, schuine wanden, hoogte van de plafonds, tocht en stof, eventuele gangetjes en hoekjes. Dit behoort niet vanzelfsprekend tot huishoudelijke ondersteuning. Wat kan client zelf ondernemen om de bewerkelijkheid van de woning op te heffen.

  •  

  • Omvang van de woning:

  • Een grote woning kan, maar hoeft niet per sé meer inzet te vragen. De extra ruimtes of oppervlakte kunnen eenvoudig schoon te houden zijn en maar weinig extra ondersteuning vragen, of zijn niet altijd in (dagelijks) gebruik. Een extra slaapkamer die daadwerkelijk in gebruik is als slaapkamer vergt wel extra tijd.

  • Een woning met geringe oppervlakte kan aanleiding zijn om over te gaan tot minder inzet.

  •  

  • Ramen buitenkant:

  • Het aan de buitenkant wassen van ramen wordt niet meegenomen bij het vaststellen van de ondersteuning die noodzakelijk is inzake huishoudelijke ondersteuning (CRvB, 29-03-2017, ECLI:NL:CRVB:2017:1302). Voor het aan de buitenkant wassen van de ramen is een adequaat alternatief beschikbaar in de vorm van een glazenwasser. Gezien de lage frequentie van het ramenwassen aan de buitenkant, in combinatie met de beperkte kosten voor het inzetten van een glazenwasser, geeft de Centrale Raad van Beroep aan dat deze kosten ook door inwoners met een minimuminkomen gedragen kunnen worden.

  •  

  • Tuinonderhoud

  • Tuinonderhoud wordt niet meegenomen bij het vaststellen van de ondersteuning die noodzakelijk is inzake huishoudelijke ondersteuning (CRvB 22-02-2017, ECLI:NL:CRVB:2017:885). Huishoudelijke ondersteuning beperkt zich tot de binnenzijde van de woning.

  •  

Toelichting op ‘enige’ of ‘veel’ extra ondersteuning

  • Enige extra inzet:is nodig als duidelijk iedere week extra goed moet worden schoongemaakt of er door de aandoening/beperking van de inwoner duidelijk vaker bepaalde schoonmaakwerkzaamheden moeten worden gedaan. Dit gebeurt dan in de praktijk tijdens het 1x per week schoonmaken.

  • Veel extra inzet: nodig is, is vaak sprake van de noodzaak van 2 schoonmaakmomenten per week.

 

Deze extra inzet gebeurt op basis van de specifieke situatie van de inwoner en vaak ook in afstemming met de schoonmakende partij.

 

Toelichting op slaapkamer (ruimte) wel/niet in gebruik:

Extra kamers in de woning, naast de hoofdslaapkamer van de cliënt, worden schoongemaakt:

  • Als de extra kamer daadwerkelijk als slaapkamer in gebruik is wordt deze schoongemaakt en is hier 18 minuten per week voor beschikbaar. De slaapkamer van een kind wordt door het kind zelf schoongemaakt vanaf 13 jaar. (zie hiervoor hoofdstuk 3: Gebruikelijke hulp).

  • Voor de andere extra kamers is er 5 minuten per week inzet van huishoudelijke ondersteuning mogelijk. Dat is onafhankelijk waar deze andere kamer voor wordt gebruikt. Met 20 minuten per maand heeft de hulp genoeg tijd om deze acceptabel schoon te houden.

 

Huisdieren:

Het uitgangspunt is dat de gevolgen van huisdieren op de omvang van de schoonmaaktaak en het zoeken van oplossingen tot de eigen verantwoordelijkheid van de inwoner behoort. Dit kan anders zijn als er een bijzondere reden is waarom een huisdier aanwezig is. Te denken valt bijvoorbeeld aan een hulphond.

 

Advies, instructie en voorlichting

Huishoudelijke ondersteuning kan ook gedurende een korte periode ingezet worden voor advies, instructie en voorlichting.

Het gaat hier om het aanleren van activiteiten in relatie tot het huishouden, bij ontregelde huishouding in verband met bijvoorbeeld psychische stoornissen:

  • Deze activiteit wordt alleen ingezet als iemand leerbaar wordt geacht;

  • Deze ondersteuning wordt maximaal 1 keer per week, maximaal 6 weken lang ingezet;

  • Het gaat hier nadrukkelijk om huishoudelijke ondersteuning, niet om individuele begeleiding.

 

Vervanging vakantie en ziekte van hulp :

Uitgangspunt is dat bij vakantie en ziekte van de (vaste) hulp, deze hulp niet vervangen wordt in de eerste twee weken van afwezigheid.

Dit kan anders zijn als er een bijzondere reden is om deze ondersteuning toch door te laten lopen.

 

5.3 Wasverzorging

Iedere inwoner dient te kunnen beschikken over schone, draagbare en doelmatige kleding evenals schoon en gedroogd textiel (handdoeken en beddengoed). Ondersteuning bestaat uit wassen en strijken.

Wasverzorging wordt alleen ingezet als er ook ‘Schoon en leefbaar huis’ ondersteuning wordt ingezet.

5.3.1 Gemiddelde Clientsituatie

 

Bij de wasverzorging wordt uitgegaan van een gemiddelde clientsituatie. Door uit te gaan van een gemiddelde cliëntsituatie krijgen de normtijden een algemeen karakter. Hiermee wordt voorkomen dat er op alle mogelijk denkbare uitzonderingen apart beleid moet worden ontwikkeld.

5.3.1 Individuele situaties

Ook bij de wasverzorging kunnen een aantal factoren kan er voor zorgen dat een situatie niet-gemiddeld is. Er is dan een andere inzet en/of frequentie van activiteiten of een andere tijdbesteding nodig. Op basis van maatwerk mag de inzet, op basis van het normkader, zowel naar boven als naar beneden afwijken. De minuten die genoemd zijn bij minder en meer inzet geven een richtlijn. Op basis van individuele situaties wordt bepaald of en zo ja er een andere tijdsbesteding noodzakelijk is.

 

Het strijken van kleding wordt alleen gedaan bij een medische noodzaak en betreft alleen bovenkleding en alleen het aantal stuks dat redelijkerwijs verwacht mag worden en maatschappelijk aanvaardbaar is.

 

Uitgangspunt is dat bij vakantie en ziekte van de (vaste) hulp, deze hulp niet vervangen wordt in de eerste twee weken van afwezigheid.

 

6. Slotbepalingen

6.1 Overgangsrecht

De in het Besluit jeugdhulp en maatschappelijke ondersteuning Hilvarenbeek 2019 opgenomen in paragraaf 3.4.6.2. omtrent de te behalen resultaten binnen 1B huishoudelijke ondersteuning, worden ingetrokken met de inwerkingtreding van deze beleidsregels, met dien verstande dat zij van toepassing blijven ten aanzien van voorzieningen die vóór de inwerkingtreding van deze beleidsregels zijn verstrekt, totdat het college een nieuw besluit heeft genomen waarbij het besluit waarmee deze voorziening is verstrekt, wordt ingetrokken.

Voorgaande is gelijkelijk van toepassing op de tarieven zoals deze zijn opgenomen in ‘Bijlage 1: de financiële bijlage’ (laatstelijk vastgesteld per 1 januari 2022) behorende bij het Besluit maatschappelijke ondersteuning Hilvarenbeek 2019 betreffende vaststelling van de hoogte van een te verstrekken Pgb. Deze zullen plaatsvinden op basis van minuten en niet meer op basis van resultaat 1B.

6.2 Inwerkingtreding

De beleidsregels behorende bij de Verordening jeugdhulp en maatschappelijke ondersteuning gemeente Hilvarenbeek 2019, treden in werking een dag na bekendmaking en werken terug tot 1 juli 2022.

6.3 Citeertitel

Deze beleidsregels worden aangehaald als Beleidsregels Huishoudelijke Ondersteuning 2022 of verkort HO 2022.

 

 

 

 

 

 

 

Aldus vastgesteld op 26 juli 2022 door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hilvarenbeek